Psalms 86


Ik ben bereid hun tegenstanders te vernietigen
en Mij tegen hun vijanden te keren.’

1 De mensen die niet in de Here geloven,
zouden net doen alsof zij Hem eerden.
Er zou aan hun straf geen einde komen.

2 Hij zou hun het mooiste koren als voedsel geven.
‘Inderdaad, Ik zou u zoveel honing hebben gegeven
dat u niet meer op kon.’

3

Een psalm van Asaf.

4 God staat te midden van de bijeenkomst van de goden,
Hij treedt in hun midden als rechter op.

5 Het lijkt wel of U de ongelovigen recht verschaft
en ons niet. Hoelang moet dat nog duren?

6 Spreek uw oordeel uit over armen en wezen,
laat het recht zegevieren voor de armzaligen
en hen die niets hebben.

7 Bevrijd de man die wordt vernederd en de arme,
red hen uit de handen van de misdadigers.

8 Zij zijn dom en kunnen niets vatten,
zij lopen in het donker en de aarde wankelt onder uw voeten.

9 ‘Toch heb Ik gezegd:
“U bent goden, kinderen van de Allerhoogste, allemaal.” ’

10 Net als andere mensen zullen zij sterven
en vallen als overwonnen koningen.

11 Kom, God, spreek recht over de aarde.
Alle volken zijn immers van U?

12

Een psalm van Asaf.

13
14 Laat iets van U horen, o God.
Spreek toch en blijf niet werkeloos toezien.

15 Uw tegenstanders gaan tekeer.
De mensen die U haten, krijgen de overhand.

16 Zij beramen aanslagen tegen uw volk
en overleggen hoe zij uw volgelingen kunnen aanvallen.

17 Zij zeggen tegen elkaar:
‘We gaan dat hele volk uitroeien.
Niemand kent dan nog het volk van Israël.’
Copyright information for NldHTB